
Het Sykes-Picotverdrag (1916): context en motieven
Deze casus is geschreven door: Ahmed Khoshnaw
Tijdens de Eerste Wereldoorlog planden Groot-Brittannië en Frankrijk de opdeling van het Ottomaanse Rijk als de Triple Entente de oorlog zou winnen. In mei 1916 sloten de twee grootmachten in het geheim het Sykes-Picotverdrag, vernoemd naar hun onderhandelaars (Mark Sykes en François Georges-Picot). In deze overeenkomst spraken zij hun invloedssferen af in het Midden-Oosten als het Ottomaanse rijk zou instorten. Frankrijk en Groot-Brittannië wilden zo hun belangen veilig stellen. De Britten poogden via het Suezkanaal en de Perzische Golf gegarandeerde toegang tot hun kroonkolonie India te behouden, terwijl Frankrijk zich wilde verzekeren van zijn economische en strategische investeringen in Syrië (met name rond Aleppo). Beide landen streefden er met het verdrag naar om na de oorlog voordelen te behouden, ongeacht de uitkomst van de strijd met het Ottomaanse Rijk

Verdeling van het Ottomaanse Rijk
Het verdrag verdeelde het huidige Midden-Oosten in strikt afgebakende gebieden. Frankrijk kreeg volgens Sykes-Picot onder meer de kuststrook van Noord-Syrië en Libanon (inclusief steden als Beiroet, Aleppo en Damascus), terwijl Groot-Brittannië het gebied rond de monding van de Perzische Golf (met Basra) in handen zou krijgen. Het uitgestrekte binnenland werd onderverdeeld in geheim vastgelegde invloedssferen: Zone A (Frans) en Zone B (Brits) waar beide mogendheden verregaande economische en politieke controle uitoefenden. Een speciaal punt was Palestina: de strip tussen Middellandse Zee en Jordaanrivier werd bestemd voor internationaal bestuur vanwege de heilige plaatsen. (Daarbovenop kwamen in 1917 aparte afspraken: Italië werd bijvoorbeeld beloofd in Zuidwest-Anatolië invloed te krijgen.
Belangen van Groot-Brittannië en Frankrijk
- Groot-Brittannië: Bescherming van de Indië-route via het Suezkanaal en de Perzische Golf. De Britten wilden controle over olie-rijke gebieden in Mesopotamië (actueel Irak) en de toegang tot de Arabische wereld (bijv. de havens van Haifa en Akko) veiligstellen.
- Frankrijk: Handhaven van economische en politieke invloed in Syrië (met name rond Aleppo). en dominantie in Libanon (traditioneel een bolwerk voor de Franse staat vanwege de maronitische christenen). Het Sykes-Picotverdrag gaf Frankrijk expliciet de kust van Libanon en Noord-Syrië.
- Overige betrokken landen: Rusland had in 1915 via het Constantinopel-akkoord reeds aanspraken op Istanboel en de Straat der Dardanellen verworven. Italië eiste later (Saint-Jean-de-Maurienne-akkoord, 1917) compensatie en kreeg beloften voor Zuid-Anatolië. Uiteindelijk werden deze latere afspraken door de Turkse successen na 1918 weer ongedaan gemaakt.
Sykes-Picotverdrag: Een messteek in de rug voor de Koerden
Het Sykes-Picotverdrag negeerde de Koerdische bevolking volledig. De Koerdisch-talige gebieden in het oosten van Anatolië en Noord-Mesopotamië werden niet verenigd of als geheel gezien, maar opgesplitst over de Britse en Franse zones (met oorspronkelijk ook wat Russische invloed, vóór de Russische Revolutie). Koerdische leiders hadden na de oorlog hoge verwachtingen en sommigen hadden, zoals Sharif Pasha in 1919 op de vredesconferentie, om autonomie of een eigen staat gevraagd. Die stemmen werden genegeerd. Veel Koerden voelden zich dan ook verraden. Zoals historicus Yerevan Saeed het samenvat: “No single ethnic group despises [Sykes-Picot] more than the Kurds, who often view it as a moratorium on an independent Kurdish state”. Met andere woorden: het verdrag werd door de Koerden ervaren als een definitieve halt toe geroepen aan hun hoop op zelfbeschikking.

Na de oorlog: Sèvres, Lausanne en de Koerdische kwestie
Na de bevrijding van het Midden-Oosten werd het Ottomaanse rijk officieel onder de geallieerden verdeeld. Het Verdrag van Sèvres (augustus 1920) was daarbij aanvankelijk gunstig voor de Koerden: het voorzag in beperkte autonomie en zelfs de mogelijkheid tot onafhankelijkheid. Artikel 64 van Sèvres bepaalde dat de Koerdische gebieden binnen een jaar na inwerkingtreding middels een volksraadpleging “onafhankelijk van Turkije” konden worden – uiteraard onder toezicht van de Volkenbond. Deze regeling is ongekend geweest in latere verdragen.
Het Verdrag van Sèvres werd echter niet uitgevoerd. Mustafa Kemal Atatürk mobiliseerde de Turkse opstandelingen, won de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog, en legde de geallieerden een nieuw verdrag op. Het Verdrag van Lausanne (juli 1923) verving Sèvres en liet geen ruimte meer voor Koerdische zelfbeschikking. In Lausanne werd – in tegenstelling tot het origineel – expliciet geen voorziening opgenomen voor een Koerdische staat Het gevolg was dat “de Koerden… verdeeld [werden] tussen Turkije, Irak, Syrië en Iran”. Voor het eerst waren ze juridisch opgesplitst over vier nieuwe landen, zonder eigen natiestaat.

Langetermijn en de Koerdische kwestie vandaag
De moderne Koerdische kwestie is geworteld in deze verdragen. De kunstmatig getrokken grenzen en het ontbreken van een eigen staat hebben decennialang tot conflicten geleid. In elk van de vier staten ontwikkelde zich strijd rond Koerdische rechten:
- Turkije: Koerden kwamen herhaaldelijk in opstand tegen de Turkse eenheidsstaat. De opstand van Dersim (Tunceli) in 1937–38 werd meedogenloos neergeslagen door het Atatürk-regime. Gedurende de 20e eeuw verbood de Turkse overheid het Koerdisch en probeerde zij de Koerdische identiteit te assimileren, wat leidde tot de lange gewapende strijd van de PKK vanaf de jaren ’80.
- Iran: Onder sjah Reza Pahlavi (en later zijn zoon) werd ook geen Koerdische autonomie geaccepteerd. In 1946 riepen Iraanse Koerdische nationalisten kortstondig de Mahabad-Republiek uit, maar deze viel na enkele maanden uiteen toen de sjah de macht herstelde. Dit incident onderstreepte de “zero tolerance” van de Iraanse staat ten opzichte van Koerdisch zelfbestuur.
- Syrië: De Koerden in Syrië werden lange tijd vervolgd onder de Arabische nationalistische regimes. Een nationaal census van 1962 ontnam tienduizenden Koerden het Syrische staatsburgerschap, waarmee ze massaal worden geruïneerd en uitgesloten van basisrechten. Pas de laatste tien jaar (sinds de burgeroorlog) heeft een deel van de Syrische Koerden de facto zelfbestuur verworven (Rojava), maar hun toekomst blijft onzeker.
- Irak: De Iraakse Koerden kregen na lange strijd geleidelijk enige autonomie. Na een mislukte opstand in de jaren ’70 en de belegering van Koerdische steden in de jaren ’80 (bijvoorbeeld Halabja), stelden westerse machten in 1991 een no-flyzone in. Hierdoor ontstond de Koerdische Autonome Regio (KRG) in Noord-Irak. Die regio heeft sindsdien een eigen regering en leger (peshmerga), maar is nog altijd formeel onderdeel van Irak.
Al deze ontwikkelingen laten zien dat de grenzen en afspraken van 1916 en 1923 nog steeds doorwerken. De Koerdische kwestie blijft onopgelost. Zoals Koerdische activisten bij de 100-jarige herdenking van Lausanne in 2023 luidden: “de Koerdische kwestie blijft onopgelost, en de gevolgen van het Verdrag van Lausanne worden nog steeds tragisch gevoeld”. Wat 100 jaar geleden begon met Sykes-Picot leeft dus voort in de hedendaagse conflicten rond Koerdistan.