>>> Sheikh Mahmoud Barzanji. Design: Koerdistan Vandaag

Sheikh Mahmoud Barzanji (1878–1956): koning zonder kroon van Koerdistan

Vandaag, 9 oktober 2025, is het negenenzestig jaar geleden dat Sheikh Mahmoud Barzanji in Bagdad overleed. We herdenken hem omdat hij in het vacuum na de Eerste Wereldoorlog als een van de eersten een Koerdisch land durfde te verbeelden én te leiden: van Slemani (Sulaimaniyah) uit probeerde hij de stammen, stedelijke notabelen en religieuze netwerken te organiseren tot een bestuur dat Koerdische waardigheid en zelfbeschikking centraal zette. Zijn korte “koningschap” en opeenvolgende opstanden tegen Britse en later Iraakse macht sloten niet af met een blijvende staat, maar ze legden wél een basis in het collectieve geheugen: Koerdistan is niet slechts een idee, het is ook een ervaring van bestuur, een vlag, een centrum, al was het voor even, en een taal van rechten. Dat is waarom we Sheikh Mahmoud Barzanji ieder jaar blijven noemen: hij maakte de Koerdische vraag zichtbaar op het wereldtoneel en liet zien dat religieuze autoriteit, lokale legitimiteit en modern politiek streven elkaar kunnen versterken.

Hij werd in 1878 geboren in Silemanî, als telg van de Barzanji’s, een Qadiriyya-soefi-familie met aanzienlijke religieuze en sociale invloed in Zuid-Koerdistan. Vanuit die religieuze leerschool groeide hij uit tot sheikh met moreel gezag over dorpen en stedelijke wijken, precies het soort gezag dat na 1918, toen Ottomaanse structuren wegvielen, kon omslaan in politiek leiderschap. Over zijn ouders en schoonfamilie bestaat minder eenduidige documentatie in neutrale bronnen; wel staat vast dat hij zonen had die later zelf publieke rollen zouden bekleden, onder wie Baba Ali Sheikh Mahmood (1912–1996), die in Bagdad meerdere ministersposten vervulde. De Barzanji-lijn is uitvoerig beschreven in studies over Koerdische soefi-ordes; daarin wordt de Qadiriyya-traditie genoemd als pijler onder het leiderschap in de regio Silemanî.

Sheikh Mahmoud Barzanji met zijn zoons. Foto: Wiki

Van gouverneur tot rebel: het eerste experiment met Koerdisch bestuur (1918–1919)
Met de Britse bezetting van Mesopotamië en het open einde rond de vilayet (vergelijkbaar met een provincie) Mosul zochten de Britten lokale bestuurders die rust en loyaliteit konden garanderen. In en na de herfst van 1918 erkenden Britse officieren de praktische autoriteit van Sheikh Mahmoud en stelden hem aan als lokaal bestuurder in en rond Silemanî. Wat begon als indirect bestuur, groeide uit tot een Koerdisch bestuursexperiment: een raad van notabelen, belastinginning en openbare orde onder Koerdisch gezag. De spanningen liepen in 1919 op; in mei brak de eerste opstand uit, waarop de Britten hard terugsloegen, Mahmoud gevangen namen en hem naar India verbannen. Daarmee sneuvelde het eerste Koerdische bestuur onder Britse paraplu, een episode die in de historiografie bekendstaat als de vorming én beëindiging van de “eerste Koerdische regering” in 1918–1919.

Tussen Londen, Ankara en Bagdad: terugkeer, koninkrijk en nederlaag (1922–1924)
De Mosul-kwestie en het oprukken van Turkse nationalistische detachementen dwongen Londen in 1922 tot een pragmatische draai: om de grensstreek te stabiliseren, lieten de Britten Sheikh Mahmoud terugkeren en herstelden hem in september 1922 als gouverneur van Silemanî. Nog datzelfde najaar verbrak hij de band met de Britten en riep hij zichzelf in Silemanî uit tot “Koning van Koerdistan”; in de Koerdische herinnering geldt die periode als het “Koninkrijk Koerdistan”. Het rijk was klein, de middelen beperkt, maar het was een gedurfd politiek signaal dat verder reikte dan de stadsmuren. De Britse reactie was militair: met RAF-bombardementen en de inzet van Assyrische Levies werd Silemanî in juli 1924 heroverd en viel het koninkrijk.

De nederlaag van 1924 stond niet op zichzelf. In de jaren erna trokken Londen en Bagdad de bestuurlijke lijnen strakker, terwijl de Volkenbond de Mosul-kwestie beslechtte ten gunste van Irak (1925/1926), met papieren garanties voor Koerdische rechten die in de praktijk vaak dode letter bleven. In dat grotere plaatje zijn Mahmouds revoltes belangrijk als “eerste hoofdstuk” van het moderne Iraaks-Koerdische conflict: zij toonden aan dat zonder politieke regeling en representatie militaire “pacificatie” telkens weer op verzet stuit.

Sheikh Mahmoud met zijn soldaten

Laatste opstanden, compromis en terugkeer naar huis (1930–1941)
Na een periode ondergronds laaiden de onrust en lokale opstanden begin jaren dertig opnieuw op, totdat er in 1932 (het jaar dat Irak formeel onafhankelijk werd) een wapenstilstand en er regelingen kwamen over Mahmoud zijn positie. Hij leefde daarna langere tijd buiten het centrum van de macht en mocht uiteindelijk terugkeren naar zijn streek. Daarmee sloot hij een leven af dat schipperde tussen religieuze autoriteit, stam-politiek en vroeg-nationalistische staatsvorming; de vraag naar Koerdische rechten ging verder zonder hem, maar droeg sporen van zijn vocabulaire en methodes.

Wat hij voor de Koerden deed en waarom het nog telt
Sheikh Mahmoud gaf de Koerdische politiek drie blijvende erfenissen. Ten eerste normaliseerde hij het idee van Koerdisch bestuur in Koerdisch gebied: hoe voorlopig en kwetsbaar ook, Silemanî werd voor even hoofdstad, met raden, heffing en diplomatieke boodschappen. Ten tweede toonde hij hoe religieuze legitimiteit en modern politiek streven elkaar konden versterken: een Qadiriyya-sheikh die in dezelfde adem sprak over eerbied voor traditie en recht op zelfbestuur. Ten derde dwong hij externe machten, Londen, Bagdad, en in de marge Ankara, om de Koerdische stem mee te wegen in grens- en mandaatpolitiek, zichtbaar in de manier waarop de Mosul-kwestie en de “pacificatie” van 1924/1926 zijn traject domineerden. Die drie erfenissen lopen als onderstroom door latere Koerdische episodes, van de Barzani-opstanden tot de federale verankering na 2003.

Familie, levenseinde en ritueel van herinnering
Over zijn naaste familie is in westerse standaardwerken minder gedetailleerd vastgelegd dan Koerdische mondelinge historie soms suggereert, maar zeker is dat zijn zonen politieke sporen trokken, vooral Baba Ali Sheikh Mahmood, die in het koninkrijk Irak ministerschappen bekleedde. Sheikh Mahmoud zelf overleed op 9 oktober 1956 in een ziekenhuis in Bagdad en werd later in Silemanî herdacht en verbeeld in publieke ruimtes, standbeelden en lokale ceremonieën. Ieder najaar keert zijn naam terug in toespraken en scholen, niet omdat zijn koninkrijk standhield, maar omdat zijn “voorstel” aan de wereld standhield: dat Koerden zichzelf kunnen en mogen besturen.

Een standbeeld van Sheikh Mahmoud Barzanji, in Slemani.

Waarom we hem blijven herdenken
We herdenken Sheikh Mahmoud omdat hij de Koerdische zaak vroeg, luid en met risico formuleerde. Zijn experiment in Silemanî bewijst dat politieke gemeenschap niet alleen op slagvelden ontstaat, maar ook in kantoren, moskee-hoven, bazaars en redacties; dat vlag, taal en bestuur niet enkel symbolen zijn, maar instrumenten om waardigheid te beschermen. En we herdenken hem omdat zijn falen, het verlies van een koninkrijk, de latere generaties juist leerde wat nodig is om te slagen: aangesloten netwerken, institutionele diepte, externe garanties en een strategie die stam-loyaliteit overstijgt. In die zin is Sheikh Mahmoud Barzanji geen reliek, maar een gesprekspartner: iemand die ons uitnodigt om telkens opnieuw te bedenken hoe zelfbestuur eruitziet als het stormt.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door deze site te blijven gebruiken, accepteert u ons gebruik van cookies.  Cookieverklaring