NieuwsCultuurNederland

Dit weekend wordt Amsterdam het hart van Koerdische cinema, 4de editie van Amsterdam Koerdisch Film Festival

Dit weekend verandert Amsterdam in een bruisende ontmoetingsplek van Koerdische cultuur en film. Van vrijdag 9 tot en met zondag 11 mei vindt de vierde editie plaats van het Amsterdam Koerdisch Film Festival (AKFF), een uniek, grassroots initiatief dat inmiddels is uitgegroeid tot een niet te missen podium voor Koerdische cinema en verhalen. Op locaties als Het Ketelhuis, De Krakeling, Paradiso en Parallel komen bezoekers drie dagen lang samen voor een rijk programma vol films, muziek, panelgesprekken, workshops en Koerdische gastvrijheid. Dit festival wordt georganiseerd in samenwerking met La Media.

In een jaar waarin Nederland 80 jaar vrijheid viert, plaatst het festival het thema vrijheid ‘Azadî’ in zuid Koerdistan ‘Başûr’ centraal. Van de openingsfilm 1988 van Hezhwan Zendi, een aangrijpend relaas over de chemische aanval op Halabja, tot documentaires over vrouwenrechten en ballingschap, brengt AKFF urgente verhalen die normaal gesproken zelden het witte doek halen. Verhalen van verzet, vrijheid, onderdrukking en hoop.

Achter dit festival staat een gepassioneerd team, volledig draaiend op vrijwilligers en gedreven door de noodzaak om culturele ruimte op te eisen in een wereld waar Koerdische stemmen vaak worden gemarginaliseerd of gecensureerd. Eén van die stemmen is Maila Ahmad, deputy director van AKFF, producer en activist. Met een scherp oog voor inhoud én organisatie is zij een van de krachten achter het festival.

Soelaf Sindi sprak met Maila over de betekenis van het festival, het belang van representatie, de kracht van cinema en de persoonlijke motivatie die haar drijft om deze culturele beweging elk jaar weer nieuw leven in te blazen.

Wat betekent het Amsterdam Koerdisch Film Festival voor jou persoonlijk — als vrouw, als Koerd, en als maker?
“Voor mij betekent het vrijheid. De vrijheid om dit werk te mogen doen, waarin ik mijn Koerdische roots eer. Dat is niet vanzelfsprekend — zeker niet voor vrouwen, zeker niet voor Koerden. Het is een voorrecht dat we dit festival hier in Nederland mogen organiseren, omdat dit in andere delen van de wereld onmogelijk is, gezien de censuur. Er zijn zó veel opofferingen geweest. Voor mij voelt het organiseren en meehelpen aan dit festival alsof ik doe wat ik hoor te doen voor de Koerdische gemeenschap. Het klinkt heel groot, maar dat gevoel heb ik echt. Ik heb zelf media gestudeerd, werk als video- en filmproducer in de reclame- en evenementenwereld en ik kwam op een punt waarop ik mijn kennis en ervaring wilde teruggeven aan mijn Koerdische gemeenschap. Persoonlijk raakt het mij extra diep dat ik mijn ouders en familie een plek kan bieden om samen te komen met andere Koerden en andere geïnteresseerden. We leven in diaspora, verspreid over de wereld, en het is zo mooi om te zien hoe Koerden, ongeacht het deel waar zij vandaan komen of het dialect dat zij spreken, bijeen kunnen komen als één. Echt iedereen is welkom, ongeacht afkomst. Dit festival voelt echt als een veilig stukje thuis dat we samen terugwinnen.”

Welke leegte of behoefte voelde je in het culturele landschap waardoor je besloot: er moet een Koerdisch filmfestival in Amsterdam komen?
“Er zijn veel Koerden in Nederland, maar de evenementen zijn vaak gefragmenteerd, gebaseerd op de regio waar je vandaan komt, dialect of stroming. Als AKFF misten wij iets wat ons allemaal bij elkaar bracht — de vier delen van Koerdistan, samen onder één dak. Dit festival doorbreekt die grenzen. Het is een van de weinige plekken waar Koerden zich echt één kunnen voelen. Dat gevoel van eenheid is zeldzaam en krachtig. Tegelijkertijd is dit festival gewoon keihard nodig. Koerdische filmmakers worden constant geconfronteerd met censuur, ballingschap en zelfs arrestatie. Reber Dosky (medeorganisator van dit festival) werd opgepakt in Turkije terwijl hij onderzoek deed voor een film en geen enkele regel brak. Sommige filmmakers mogen Rojhelat (Oost-Koerdistan, Iran) niet meer in, puur vanwege hun creatieve expressie. Het minste wat wij kunnen doen, is een podium bieden. Een veilige ruimte voor hun verhalen. AKFF staat niet voor het maken van een politiek statement. AKFF is een creatieve ode aan het vieren van culturele diversiteit en het informeren van een Nederlands publiek. Wat wij laten zien, is wie de Koerden zijn aan een niet-Koerdisch publiek, niet door slogans of stereotypes, maar via echte verhalen en echte mensen. Het festival biedt ruimte voor Q&A’s, panelgesprekken en ontmoetingen met de filmmakers. We vragen bezoekers om niet te oordelen, maar om te luisteren. Echt te luisteren. Alleen zo kunnen we elkaar werkelijk begrijpen.”

Veel van jullie films raken thema’s als identiteit, verzet en herinnering. Hoe kiezen jullie het jaarlijkse thema, en wat hoop je dat het bij mensen losmaakt?
“Het thema dit jaar is ‘Azadi’, wat ‘vrijheid’ betekent in het Koerdisch. Voor Koerden hoop ik dat het besef indaalt dat er inderdaad vrijheid bestaat in bijvoorbeeld Basur (Zuid-Koerdistan, Irak), maar in de rest van Koerdistan niet. Aan mensen met een andere achtergrond willen we vooral laten zien dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Het is iets waarvoor de Koerden – en zó veel andere gemarginaliseerde groepen – nog steeds elke dag moeten strijden. En dan gaat het alleen al om het recht om te mogen bestaan en te leven. Wij als AKFF willen de wereld laten zien dat ook wij bestaansrecht hebben, en dat kunst een manier is om die behoefte aan vrijheid en leven zichtbaar te maken.”

De openingsfilm zet vaak de toon. Waarom juist deze film dit jaar — en wat zegt dat over het festival zelf?
“We openen met de film 1988. Veel Koerden kennen deze film al, maar hij is gekozen omdat hij alles samenbrengt – als een soort kruisbestuiving van alle thema’s die we dit jaar willen belichten: geschiedenis, politiek, pijn, verzet. Het is een ode aan wat het betekent om Koerdisch te zijn. Shamal Abarash, de hoofdrolspeler, is aanwezig bij de vertoning tijdens het AKFF en zal vooraf het publiek toespreken. Het belooft echt een emotioneel moment te worden.”

Hoe zie jij de rol van film in het doorbreken van stereotypen over Koerden, vrouwen of gemarginaliseerde groepen in het algemeen?
“Wanneer mensen schreeuwen om vrijheid — of het nu de Koerden, Palestijnen of Afghanen zijn — is het belangrijk om te beseffen dat die schreeuw niet zomaar wordt gedaan. De Koerden hebben veel meegemaakt, en film brengt die grote verhalen terug naar het persoonlijke. Je leert begrijpen wat die roep om vrijheid nou echt betekent voor iemand die alles wordt ontnomen, onderdrukt en weggevaagd. Je herkent jezelf misschien in een personage. Of je begrijpt plots iemand anders beter. De Koerden hebben heel veel meegemaakt op verschillende vlakken, en al die grote verhalen worden heel klein en persoonlijk gemaakt op het witte doek voor eenieder die benieuwd is. Er is tijdens het festival ook een extra focus op films over Yezidi’s en vrouwenrechten. We streven er ook naar om interne problemen binnen de Koerdische gemeenschap te belichten. Zoals in de film Nasrin’s Voice, een aangrijpende documentaire die dit jaar wordt vertoond tijdens AKFF over de jonge Koerdische vrouw Nasrin, die op dertienjarige leeftijd werd gedwongen te trouwen met een mensenhandelaar, met wie zij drie dochters kreeg. De film volgt haar weg naar onafhankelijkheid, terwijl die vrijheid met een hoge prijs komt. Met behulp van AKFF willen wij een festival bieden waarin wij kritisch naar buiten kijken, maar wel met het besef dat wij hiervoor ook een eerlijke, kritische blik naar binnen moeten werpen binnen de Koerdische gemeenschap.”

Wat zijn voor jou de grootste uitdagingen bij het organiseren van zo’n festival — en wat geeft je de kracht om ermee door te gaan?
“Alles, echt alles, rondom het Amsterdam Koerdisch Film Festival draait op vrijwilligers. Al vijf edities lang verdient niemand er ook maar één cent aan. De grootste uitdaging is dus simpelweg: volhouden. Financieel, emotioneel, fysiek. Maar ik weet waarvoor ik het doe en hoe krachtig de impact is. De kracht zit in de voldoening die het geeft: dat ik iets beteken voor mijn volk, samen met iedereen die heeft geholpen of een bijdrage heeft geleverd aan AKFF. We vragen entree, doen aan crowdfunding, zoeken sponsoren, puur en alleen om de zaal, de materialen en vooral de filmmakers te kunnen betalen. Via AKFF willen wij de makers een platform, een beloning en een stem geven die hen elders wordt ontnomen. Sorry, ik kan het niet vaak genoeg benadrukken: dit festival móét gedragen worden door de Koerdische gemeenschap – met hun tijd, middelen en financiële steun. Zonder de steun kunnen we dit filmfestival niet voortzetten. Ik hoop echt mee te kunnen geven dat dit festival niet alleen is gebouwd vóór de community, maar ook dóór de community. Zonder de bezoekers van het festival en hun steun kan het filmfestival niet bestaan.”

Je ademt een soort activistische rust — hoe combineer je jouw visie, kunst en feminisme in je werk als producer?

“‘Heb begrip voor andermans onbegrip’, is mijn activisme. In plaats van woede of wrok, of een houding die roept: ‘Hoe durven mensen zo met ons om te gaan?’, vind ik rust en vrede in kunst als mijn vorm van verzet. Ik geloof dat verzet niet altijd schreeuwend hoeft te zijn. Voor mij begint het bij begrip – óók voor onbegrip. In plaats van boos te reageren stel ik mezelf de vraag: hoe zijn mensen opgegroeid? Wij Koerden zijn vaak opgegroeid met het besef: ‘Koerdistan bestaat.’ Maar anderen zijn misschien gevormd door een systeem dat juist riep: ‘Koerdisch? Dat moet vernietigd worden.’ Die kloof probeer ik te overbruggen, zonder mezelf te verliezen. Kunst, vrijheid en cinema zijn geen losse elementen in mijn leven, ze vloeien samen in hoe ik werk en leef.”

Wat raakt jou persoonlijk het meest in de verhalen die op het festival worden verteld? Wanneer dacht je: “Hiervoor doe ik het”?

“De film 1988, over de gifgasaanval op Halabja, raakte me diep. Ook de film HOME: The Story of Zak Moradi, die dit jaar wordt gedraaid, ligt dicht bij mijn hart. Maar vooral 1988 raakte me persoonlijk. De film gaat over de gifgasaanval op Halabja, een Koerdische stad in Irak, en vertelt het verhaal vanuit verschillende personages. Eén van hen is Omari Khawar, een Peshmerga-strijder die in de aanloop naar de aanval verliefd wordt op een lerares. De film volgt het leven van verschillende bewoners in de maanden vóór de tragedie tot aan 16 maart 1988 – de dag waarop Halabja werd gebombardeerd met chemische wapens. Mijn moeder komt uit Basur, een stad nabij Halabja, en ook zij heeft een deel van die gifgassen ingeademd – met alle gevolgen van dien. Toen ik die film zag, brak er iets in mij open. Het verhaal op het scherm was óók haar verhaal. Alsof ik mijn ouders op dat witte doek zag. Sorry, ik merk dat ik emotioneel word. Dat moment terugzien op het scherm was rauw, emotioneel en tegelijk onbeschrijfelijk. Ik kreeg de verhalen van mijn moeder bevestigd in een film. En naast de nodige tranen dacht ik: ‘Ik móét dit echt blijven doen.’ Omdat deze verhalen verteld móéten worden – niet alleen voor ons als Koerden, maar ook voor hen die nog niet weten wat het betekent om Koerd te zijn. Wat onze ouders hebben meegemaakt in hun twintiger jaren, dat gun je gewoonweg niemand.”

Wie zijn je inspiratiebronnen — zowel in de filmwereld als daarbuiten?

“In specifiek de Koerdische filmwereld bewonder ik uiteraard mijn naaste collega’s Reber Dosky en Beri Shalmasi. Dosky laat in zijn documentaires zien hoe dicht schoonheid en trauma bij elkaar kunnen liggen; hij weet rauwheid vast te leggen met zachte ogen. Shalmasi is een voorbeeld van wat het betekent om een vrouwelijke, Koerdische maker te zijn die haar identiteit niet inlevert, maar juist inzet. Zij vormen echt een inspiratie voor mij, vanwege het feit dat ze dit soort initiatieven zo vaak ondernemen, ondanks het gevaar voor eigen leven. Zij hebben beiden zoveel meegemaakt, en het is zo ontzettend mooi om te zien hoe zij die pijn omzetten in kracht en mooie initiatieven, zoals het AKFF.”

“Buiten de filmwereld zijn mijn oma’s mijn heldinnen. Onafhankelijke vrouwen die op hun eigen manier feministisch waren, in woord én daad, zonder hun vrouwelijkheid op te geven. Ze lieten zich nooit overheersen door een man, maar hielden tegelijkertijd hun Koerdische normen en waarden hoog. Ze hebben gestreden voor hun rechten, met kracht én gratie. Ik geloof dankzij hen dat je nog steeds de Koerdische normen en waarden kunt respecteren en vrij kunt zijn. Je kunt diepgeworteld zijn in je cultuur en toch vrij leven; het hoeven geen tegenpolen te zijn. Die kracht, dat is voor mij de ware betekenis van Koerdische vrijheid: vrij zijn met eer, met ruggengraat, en met liefde voor waar je vandaan komt.”

Als je één boodschap of gevoel zou mogen meegeven aan iedereen die het festival bezoekt, wat zou dat dan zijn?

“Biji Kurd û Kurdistan” – Lang leve de Koerden en Koerdistan.’’

‘’Wees trots. Kijk om je heen: zie hoe ver we zijn gekomen, ondanks alles. Je etnische achtergrond is geen belemmering, maar een bron van kracht, van creatieve energie waaruit eindeloos geput kan worden. Dat wij blijven voortbestaan, ondanks het leed en onze pijnlijke geschiedenis, en met positieve wil de Koerdische cinema naar een hoger niveau tillen, dat is geen toeval. Dit festival is meer dan film alleen. Het is een levend bewijs van onze kracht, ons doorzettingsvermogen en onze aanwezigheid. De Koerdische cinema leeft. Wij leven. En wij geven niet op.’’

‘’Ook jij bent van harte uitgenodigd voor het Amsterdams Koerdisch Filmfestival, dat plaatsvindt van vrijdag 9 mei tot en met zaterdag 11 mei.’’

Deze website maakt gebruik van cookies. Door deze site te blijven gebruiken, accepteert u ons gebruik van cookies.  Cookieverklaring